Het is niet enkel de kleurrijke locatie van een sjofel hotel in de schaduw van Disney World die The Florida Project zo fris laat ogen. Dat is ook te danken aan de personages en de onbekende acteurs, legt schrijver-regisseur Sean Baker uit.
The Florida Project is geen documentaire, maar voelt soms wel zo. Hoeveel moeite kostte het om die mate van ‘echtheid’ te bereiken?
“We hebben absoluut moeite gedaan om de film realistisch te houden. Maar ik vind van al mijn films deze juist de minst documentaireachtige. Dat zie je aan de statiefshots en hoe de camerabewegingen bewust worden ingezet. Ik denk dat het gevoel vooral wordt opgewekt door de nieuwe gezichten, acteurs die je niet van andere films herkent.”
Er zit ook een heel bekende kop in: Willem Dafoe als geduldige moteleigenaar. Zo zien we hem niet vaak.
“Willem is geweldig, omdat hij zich helemaal aanpast. De kijkers zijn dol op zijn personage, en dat heeft volgens mij te maken met hoe hij hem neerzet. En hij speelt niet voor het eerst het morele kompas, denk maar aan Platoon. Dit personage is een echte alleman, met wie iedereen zich kan identificeren.”
Lang voordat ‘the forgotten people’ een politieke slogan werd, gaf jij ze al een gezicht en een plek in jouw films.
“Mijn films zijn een directe reactie op wat ik zelf mis op het scherm. Ik wil een film afleveren die een universeel verhaal vertelt, maar zich afspeelt op een unieke locatie en met personages die je nooit in een hoofdrol zag. In andere films blijven ze figurant, achtergrondvulling. Als filmmaker die films maakt over de Verenigde Staten is het mijn verantwoordelijkheid om de meltingpot te tonen. Als ik alleen maar laat zien wat de filmindustrie uitdraagt – verhalen over één specifieke groep mensen – is dat geen goede afspiegeling. Dus als mijn film een statement is over de staat van het land, kan die maar beter all-inclusive zijn.”
De moeder in jouw film moet flinke offers brengen om het te rooien. Moet een onafhankelijke filmmaker dat ook?
“Ik voel me gelukkig dat ik kan doen wat ik leuk vind om te doen. Eerlijk gezegd, elk antwoord dat ik geef zou een belediging zijn voor mensen die echte offers moeten brengen om te overleven.”
Is een van de leuke kanten van het filmvak dat je wordt uitgenodigd voor filmfestivals overal ter wereld?
“Zeker. Lange tijd beschouwde ik het zelfs als een vorm van compensatie. Een paar films terug tourde ik wel een jaar lang met een film, was ik continu onderweg. Reizen geeft me inspiratie. Mijn producent en ik zeiden altijd: maak een film, zie de wereld. Maar het heeft heel wat tijd gekost om Rotterdam te bereiken. Het festival staat al lang hoog op mijn verlanglijstje, het heeft een geweldige reputatie. Dit wordt dus mijn eerste bezoek.”
Arthouseregisseurs zijn erg in trek bij de grote filmstudio’s, die ze graag inzetten om hun blockbusters wat artistieke flair mee te geven. Rinkelt jouw telefoon al door de buzz rond The Florida Project?
“Een paar grotere productiehuizen hebben interesse getoond, maar laat ik het zo stellen: niemand heeft me benaderd voor een Marvel-superheldenfilm of een volgende Star Wars. Het grote struikelblok is ook dat ik bij dat soort werk mijn final cut zou verliezen. En aangezien ik behoorlijk neurotisch ben, zou het verlies van totale controle gekmakend zijn. Neem de slotscène van The Florida Project: daar zou een filmstudio nooit mee akkoord gaan. Wanneer je een testpubliek dit voorschotelt, vindt de ene helft het geweldig en de andere helft verschrikkelijk. Sommigen willen een verklaring, anderen houden van een open einde. De reactie van een studio zou zijn: O jee, dat moet anders, want mensen raken erdoor in de war of ze vinden het niets. Het gekke is dat ik van tevoren wel had bedacht dat de film gemengde reacties zou oproepen, maar het einde? Dat was een van de allereerste dingen die coscenarist Chris Bergoch en ik voor ons zagen, daar hebben we de film omheen gebouwd. We hebben geen moment getwijfeld: dát moest het einde zijn.”