GOUDEN KALF VOOR BURNY BOS
Feest! Burny Bos krijgt op de openingsavond het Gouden Kalf voor de Cultuurprijs uitgereikt – de hoogste onderscheiding in het Nederlandse filmveld. Dat Kalf bevindt zich straks in het goede gezelschap van zijn Edison, de Zilveren Reismicrofoon en Omroepman van het Jaar-award. Bovendien bestaat zijn BosBros-studio, bekend van successen als Abeltje en Minoes, 25 jaar. Een overzicht van Burnys filmcarrière in 25 quotes.

1. “Het Gouden Kalf voor de Cultuurprijs gaat naar personen of instanties die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Nederlandse filmcultuur. In mijn geval zijn dat twee dingen. Ik was de eerste die, samen met Ben Sombogaart, een serieuze Nederlandse kinderfilm maakte. Mijn vader woont in Rio is tegen de klippen op gemaakt, maar brak door op het festival van Berlijn. Prachtig, maar de film trok uiteindelijk maar twaalfduizend bezoekers. Hij draaide dan ook maar in één kopie, in De Uitkijk in Amsterdam. Ik heb nog een foto gemaakt toen het affiche daar als aankondiging hing, zo trots was ik. Daarna maakten we Het zakmes, wat de basis legde voor kleine artistieke producties als Waar is het paard van Sinterklaas? en Brammetje Baas.”

2. “Ik snapte maar niet waarom onze films nauwelijks bezoekers trokken, terwijl Disney hele gezinnen en families de bioscoop in zoog. Omdat we het tegen de Amerikaanse studio’s afleggen qua marketingbudget, dacht ik: ‘Wij hebben Annie M.G. Schmidt. Da’s een gigamerk, dan hoef je niets meer uit te leggen.’ Abeltje was de eerste. Ik schijn in de Varagids te hebben geroepen dat we daarmee Disney zouden verslaan. Alleen in Nederland, hè! De beste film van dat jaar was Theo van Goghs 06, met zestigduizend bezoekers. Het risico was dus dat ik met mijn grote mond verschrikkelijk op mijn bek zou gaan. Abeltje trok 900.000 bezoekers: ongekend. Het bewijs dat het publiek eraan toe was om en masse naar Nederlandse family entertainment te komen. Die opening in de markt is mijn tweede verdienste.”

3. “In het begin maakte BosBros producties voor tv. Met de komst van Zappelin haakten opdrachtgevers als de AVRO opeens af. Ik verloor in drie maanden tijd drie miljoen omzet. Ik zag: dit gaat mis. Ik had toen 15 mensen in dienst, en we hadden nog veertigduizend gulden in kas. Toen is iedereen ontslagen, en zijn we met zijn allen een lang weekend naar Spanje gegaan om te feesten. En te huilen. Toen bleek Abeltje opeens een gigantische hit. Film is de redding geweest van het bedrijf, en daarna is BosBros zich gaan concentreren op het maken van bioscoopfilms.”

4. “Toen we Abeltje wilde uitbrengen, hielden we een onderzoek. Bleek dat nagenoeg niemand het boek kende. En Annie M.G. Schmidt? Honderd procent naamsbekendheid! Toen hebben we de film niet als ‘de boekverfilming van Abeltje' aangeprezen, maar als ‘de allereerste Annie M.G. Schmidt-film’. Als we dat niet hadden gedaan, hadden we misschien 100.000 bezoekers gehad, nu hadden we er bijna een miljoen.
Wij waren met Abeltje een van eersten met een succesvolle jeugdfilm. Vervolgens is er een ander die het ook doet, en werd dat óók een succes. Zo ontstaat de schijn dat het eenvoudig zou zijn. Nou ja, in de praktijk blijkt het niet zo vreselijk lastig om een film te maken. Het is de kunst om een goede film te maken. En het is vervolgens net zo ingewikkeld om hem zo uit te brengen dat een groot publiek nieuwsgierig raakt.”

5. “In tegenstelling tot wat veel mensen denken, zijn kinderfilms niet goedkoper om te maken. Kinderacteurs zijn veelal amateurs, dat maakt het proces behoorlijk complex. Bovendien mogen ze niet zo lang achter elkaar werken. Maar je hebt tegelijkertijd wel een volwassen crew aan het werk, of aan het wachten. Dat maakt een jeugdfilm per gedraaide minuut dus relatief juist duurder.”

6. "Ten tijde van Minoes stond de computertechnologie nog in de kinderschoenen. Je had in die tijd een film als Stuart Little; die had een special effectsbudget dat even groot was als dat van onze hele film (lacht). Voor Minoes wilden we de poezen laten praten, maar we wisten niet zeker of dat special effect wel zou lukken. Omdat die computers zo traag waren, hadden we geen flauw idee. Toen hebben we een proefmontage gemaakt om te testen of het publiek het erg zou vinden als die bekkies niet zouden bewegen. Het bleek dat kijkers het ook accepteerden de poezen alleen maar te horen praten. Daardoor wisten we dat de film werkte, en dat 'ie alleen maar beter kon worden. Wat dus gebeurde.”

7. “Voor Abeltje en Minoes won ik een Gouden Kalf. Dat voor Minoes heb ik aan regisseur Vincent Bal gegeven. Als er iemand dat Kalf verdiende, dan was hij het. Maar Vincent is een Belg, en volgens de reglementen móet de prijs naar een Nederlander. Dat had ik kunnen aanvechten hoor, want Jean van der Velde is formeel ook een Belg en die kreeg hem wel, maar goed, Jean is een ingeburgerde Belg. De afspraak met Vincent is dat als hij zelf ooit nog een Kalf wint, hij die van Minoes dan weer aan mij geeft.”

8. “Maar dit Gouden Kalf komt niet in de prijzenkast op kantoor, maar bij mij thuis. Ik ben deze keer zo ijdel, dat ik denk: ‘Ik hou hem lekker zelf’. Maar het ontvangen van een award betekent uiteraard een beloning voor de optelsom van het werk van anderen.”

9. “De leukste prijs die ik kreeg, vind ik de Jantje Beton-prijs. Die kreeg ik uit handen van Erica Terpstra, die me een kanjer noemde. Ik ben de enige persoon die deze prijs heeft ontvangen, normaliter is hij voor instellingen. En het beeldje is ontworpen door onze voormalige koningin.”

10. “In 2007 was ik Gast van het Jaar op het NFF. Toen maakte ik me zorgen over wat ik de verplopping van de jeugdfilm noemde. Of de situatie nu florissanter is? Nou, mede door de ontwikkelingen op financieringsgebied zagen wij ons de laatste jaren een beetje genoodzaakt om films voor jongvolwassenen te maken, en zaten pure kinderfilms er niet in.”

11. “Toen ik met BosBros begon, ging ik te rade in Scandinavië, om te kijken hoe zij zo’n goede kinderfilmindustrie op poten hadden gezet. Het grappige is dat de rollen nu omgedraaid zijn, en dat ze naar ons toe komen, om te zien hoe we de zaken aanpakken. De omgekeerde wereld.”

12. “Mijn dochter Tamara is een van de belangrijkste leveranciers van BosBros. Zij schreef het scenario van de grote successen als Minoes (met Vincent Bal), Waar is het paard van Sinterklaas? en Wiplala. Al zou ze het willen, dan kan ze nog niet iets slechts schrijven. Tamara is nu midden veertig. Ik blijf natuurlijk altijd haar vader maar als je zo lang met elkaar samenwerkt, dan wordt de relatie voornamelijk collegiaal. Ze is iemand met wie ik goed overleg en praat. Zij is er voor een groot deel verantwoordelijk voor dat ik nu die cultuurprijs ontvang.”

13. “Er is nog nooit een goede film gemaakt van een slecht script. In filmland zijn regisseurs gewend om alle eer naar zich toe te trekken. Dana Nechushtan was met de Dunya & Desie-film de eerste die het presenteerde als ‘een film van Dana Nechushtan en Robert Alberdingk Thijm’. Dat heeft Anna van der Heide ook gedaan met Tamara, voor Brammetje Baas. Ik vind dat scenaristen meer waardering verdienen. Vandaar dat we een prijs in het leven hebben geroepen. Op het Cinekid Festival wordt de eerste Burny Bos-award uitgereikt. We kregen 89 inzendingen binnen, twee ordners vol. De prijs is niet groot - vijfduizend euro- maar de winnaar mag er gewoon van snoepen; ermee doen wat hij wil.”

 14. “Het festival vertoont de sing along-versie van Ja zuster, nee zuster. De leukste sing along tot op heden was in Paramaribo, met een feestelijk uitgedost publiek en een enthousiast bandje. Als een paar mensen inzetten, dan verliest de rest ook al snel zijn schroom en wordt het een hele happening. Geestig om te zien, hoewel ik zelf niet zo’n meezinger ben.”

15 “Ons grootse buitenlandse succes was Minoes. Die is wel aan veertig landen verkocht. Ook Waar is het paard van Sinterklaas? is goed verkocht, en dat was voor ons redelijk onverwacht, want ja: Sinterklaas. Ja zuster, nee zuster is aan een stel Japanners verkocht. Die dachten een succesnummer in handen te hebben, maar dat liep anders. Nono, Het Zigzag Kind heeft enorm veel internationale awards gewonnen, maar tegelijkertijd is dat onze eerste commerciële flop.”

16. “Ik ben twee jaar schoolmeester geweest, in het begin van mijn carrière, en dat was vermoeiend. Het producentenvak is dat niet: het kost veel meer tijd, maar het is niet vermoeiend.”

17. "Kerst is altijd dringen geblazen. Als er vijf andere gelijkwaardige films uitgaan, dan floppen ze allemaal. Op zich kunnen kinderfilms ook prima in de zomer uitgebracht worden, maar dan ben je wel extra kwetsbaar. Je bent afhankelijk van het mooie, of beter gezegd, het slechte weer. De kerstvakantie is overigens niet voor elke film geschikt. Dat we daarin bijvoorbeeld De griezelbus hebben uitgebracht, was een vergissing. Die had gewoon in de herfstvakantie moeten verschijnen! Want dat was geen film voor opa’s en oma’s.”

18. “Waarop ik met Wiplala inzet? Op een miljoen bezoekers. Meer dan Minoes. Dan moet Wiplala het wel een tijdje uithouden. Ik hoop dat ’ie pas in de voorjaarsvakantie van 2015 de bioscoop verlaat.”

19. “In mijn beleving is Wiplala dé ultieme familiefilm. Dat snelle Abeltje was eigenlijk niet zo voor oudjes. Minoes was weer minder voor de kleintjes en meer voor de ouderen. En voor kattenliefhebbers natuurlijk. Maar Wiplala is voor drie generaties. Voor de meisjes is Géza Weisz leuk, en het is verrassend genoeg ook een ontroerende film. Je gaat om dat kleine mannetje geven, een beetje vergelijkbaar met E.T.”

20. Iedereen kent Jip en Janneke. Dat is met Wiplala iets minder. Daarom gaan we deze film, net als Abeltje, heel erg als een Annie M.G. Schmidt-film in de markt zetten. Dat klinkt misschien commercieel, maar doen we dat niet, dan verliezen we het zeker van de Amerikanen met hun Happy Meal-deals.”

21. “Ik heb alle rechten van het werk van Annie M.G. Schmidt. Iedereen denkt altijd dat ze zo’n enorme stapel boeken heeft geschreven, maar dat zijn er in werkelijkheid dus maar zes. Van Otje gaan we nu een film maken. We hebben er al eens een van gemaakt voor tv, met handpoppen, maar dankzij de voortschrijdende techniek kunnen we er nu een echte speelfilm van maken.”

22. “Een ander idee waarmee ik speel, is om Minoes tot tekenfilm te bewerken. Een internationale tekenfilm. Dat zou ik dan met een heel goede illustrator doen: Noëlle Smit. Haar werk is fantastisch. Het is mijn droom om met een film in een stuk of tien Europese landen tegelijkertijd uit te komen. Twintig mag ook.”

23. “Het leuke is dat het bedrijf nu weer terugkeert naar tv. We hebben net, voor het eerst sinds jáááren, weer een serie gemaakt voor de VPRO: Vrolijke kerst. Die is heel goed geworden. En we zijn ook bezig met projecten voor de AVRO en de NTR.”

24. “We hebben veel animatieprojecten op stapel liggen. Met Piet Kroon willen we Heinz maken, en met Balder Westein ben ik bezig met Knofje, gebaseerd op een boek van me. Ik heb ook de rechten verworven van Dikkie Dik, en van Dick Bos. Dat staat meest nog in de kinderschoenen, maar van Dick Bos zou ik én met Bobby Boermans een live actionfilm willen maken, én een motion capture-animatieserie voor televisie. Met Submarine zijn we momenteel bezig om in Limburg een animatiestudio van de grond te krijgen.”

25. “Ik heb vier kinderen. Naast Tamara zijn er nog twee in de filmwereld geïnteresseerd. Een zoon zit op de Gentse filmacademie, de andere doet een businessopleiding en loopt stage bij een distributeur. Als het me lukt om het bedrijf nog even draaiende te houden, dan zou het zomaar kunnen dat het als familiebedrijf ook het vijftigjarig bestaan viert. En mijn vierde? Die is arts. Die kan ons mooi oplappen als wij het moeilijk hebben.”